Uitspraak: Klaagster heeft geen rechtstreeks belang bij klacht over advocaat

Klaagster is met Y verwikkeld in een geschil over een hond. Klaagster wordt in dit geschil bijgestaan door haar gemachtigde en de heer Y door verweerder.

Om het woonadres van de heer Y te achterhalen, heeft de gemachtigde van klaagster volgens verweerder op facebook – uit eigen naam – berichten gezonden aan kennissen van de heer Y en hen verzocht binnen drie dagen de woon- of verblijfplaats van de heer Y door te geven, bij gebreke waarvan klaagster hen aansprakelijk zou stellen voor de door haar geleden schade. Eén dergelijk bericht bevindt zich in het dossier. Verweerder heeft hier in een e-mail aan de gemachtigde van klaagster iets van gezegd. In deze mail heeft verweerder gemachtigde gevraagd de onrechtmatige uitlatingen te staken. Mocht dit niet gebeuren, geeft verweerder aan een kort geding procedure te entameren.

In een antwoord geeft de gemachtigde aan dat het verweerder vrijstaat een kort geding procedure te entameren. Cliënte zal dan wel een klacht indienen bij de Orde van advocaten, omdat verweerder dan een evident ongegronde eis heeft ingesteld en cliënte opzadelt met proceskosten.

Verweerder heeft hier als volgt op gereageerd: “Ten slotte geef ik u en uw cliënte mede dat ik niet gediend ben van het dreigen met het indienen van klachten bij de Orde van advocaten.”

Op 27 januari 2020 heeft verweerder aangegeven bij gemachtigde dat hij heeft vernomen dat de gemachtigde, ondanks de sommatie, wederom mensen uit het netwerk van Y benaderd heeft. Verder zegt hij het volgende. “Doet u dit uit eigen beweging, dan zal ik cliënt adviseren om in dat kader rechtsmaatregelen tegen u alleen te treffen. Indien het op verzoek van uw cliënte is, dan zal ik cliënt adviseren om in het door uw cliënte te entameren kort geding een reconventionele vordering in te dienen. In dat laatste geval sluit ik eveneens niet uit dat cliënt ook tegen u rechtsmaatregelen wil treffen.”

Hierop schrijft de gemachtigde dat cliënte een klacht zal indienen bij de Deken: “Indien u zich nogmaals door uw cliënt laat ‘gebruiken’ om mij persoonlijk aan te spreken op een aan cliënte toe te rekenen handelen, zonder dat de door het Hof ’s-Hertogenbosch aangelegde zware maatstaf is ontmoet, zal ik net als cliënte een klacht indienen bij uw Deken. Ik zal het er dan voor houden, dat u poogt te voorkomen, dat ik de belangen van cliënte behoorlijk behartig.”

In een e-mail van 31 januari 2020 heeft verweerder het volgende geschreven: “Ten slotte wil ik nog opmerken dat u in uw e-mails continue dreigt met het indienen van allerlei klachten. Onder andere jegens mij. Ik kan u reeds nu zeggen dat ik daarvan niet onder de indruk ben. Daarbij zie ik niet in dat het dreigen met een klacht jegens mij het standpunt van cliënt zal veranderen. Dat staat daar geheel los van. Ik zou spreekwoordelijk kunnen zeggen dat blaffende honden niet bijten, maar laat ik maar geen olie op het vuur gooien en de verstandige partij deze zijn. Laten wij ons tot het juridische beperken.”

Op 31 januari 2020 heeft de gemachtigde van klaagster, namens haar, bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

Klaagster heeft de heer Y bij exploot van dagvaarding van 24 februari 2020 gedagvaard en (onder andere) afgifte van de hond en bekendmaking van de woon- of verblijfplaats van de heer Y gevorderd. Bij vonnis van 16 maart 2020 zijn alle vorderingen van klaagster door de rechtbank Rotterdam afgewezen.

De klacht

Klaagster verwijt verweerder het volgende:

  • Verweerder heeft zich in zijn e-mail van 31 januari 2020 onnodig grievend uitgelaten jegens klaagster;
  • Verweerder heeft – door aanzegging van persoonlijke aansprakelijkheid van de gemachtigde van klaagster – de gemachtigde van klaagster schrik aangejaagd, terwijl verweerder wist of in redelijkheid hoorde te begrijpen dat die aangezegde aansprakelijkheid een deugdelijke rechtsgrond ontbeert. Met die handelwijze heeft verweerder het gevaar in het leven geroepen dat klaagster niet ten volle gebruik kon maken van haar fundamentele recht op rechtsbijstand.

Het verweer

Verweerder heeft aangevoerd dat hij zich in de betreffende e-mail direct tot de gemachtigde van klaagster heeft gericht, waardoor niet valt in te zien hoe hij zich onnodig grievend jegens klaagster heeft uitgelaten. Hij heeft nooit de bedoeling gehad klaagster te kwetsen.

De beoordeling

toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

Klaagster verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend heeft uitgelaten door zijn opmerkingen in de e-mail van 31 januari 2020 (klachtonderdeel 1). Anders dan klaagster ziet de voorzitter in die opmerkingen geen doelbewuste spot met het leed van klaagster, maar veeleer een spottende (wellicht in dit verband: ongelukkige) opmerking richting haar gemachtigde. De voorzitter is gelet daarop van oordeel dat verweerder binnen de vrijheid is gebleven die hij heeft als advocaat van de wederpartij.

Klaagster verwijt verweerder in het tweede klachtonderdeel dat hij haar gemachtigde persoonlijke aansprakelijkheid heeft aangezegd en haar gemachtigde zodoende schrik heeft aangejaagd, terwijl verweerder wist of in redelijkheid hoorde te begrijpen dat voor die aangezegde aansprakelijkheid een deugdelijke rechtsgrond ontbrak. De voorzitter is van oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dit klachtonderdeel vanwege een gebrek aan rechtstreeks belang. Uit de Advocatenwet volgt dat het klachtrecht enkel toekomt aan diegene die door een handelen of nalaten rechtsreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. De gemachtigde van klaagster heeft in deze een rechtstreeks belang; klaagster zelf slechts een afgeleid belang. Het tweede klachtonderdeel wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Lees hier de hele uitspraak.

Zorgplicht Advocaten

Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een advocaat, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een advocaat. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de tuchtrechter of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Jamiro van de Wiel

Wij staan voor u klaar

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op Laat ons u bellen
Monique Ebben

Wij helpen u graag

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant