Betrokkene is werkzaam bij B Accountants en Adviseurs. In 2009/2010 heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM), een onderzoek ingesteld naar mogelijke overtredingen van de Mededingingswet door ondernemingen die actief zijn op het gebied van contractueel taxivervoer. Een van de conclusies uit dat onderzoek was dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan een dergelijke overtreding. De ACM was voornemens klaagster een boete op te leggen. Voorafgaand aan deze oplegging heeft betrokkene op verzoek van de ACM een rapportage opgesteld over de financiële positie van klaagster. Volgens betrokkene was het niet aannemelijke dat een boete van 0,8 miljoen tot een faillissement van klaagster zou leiden. Wel werd een betalingsregeling met een termijn van vier jaar aanbevolen.
Uiteindelijk is aan klaagster een boete van € 643.000,- opgelegd. Klaagster was het niet met de hoogte van deze boete eens. Hierop heeft de ACM op 5 juni 2013 aan klaagster een afschrift van betrokkenes rapport verzonden.
Omdat klaagster zich niet kan vinden in de conclusies van het rapport, heeft zij betrokkene verzocht haar een afschrift te verstrekken van de opdrachtbevestiging van de ACM aan betrokkene. Betrokkene heeft dit per geweigerd met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht. Klaagster heeft zich vervolgens tweemaal tot de ACM gewend met het verzoek betrokkene te ontheffen van de geheimhoudingsplicht. De ACM heeft klaagster laten weten daartoe geen reden te zien.
Omdat betrokkene niet bereid was aan het verzoek van klaagster te voldoen en klaagster van mening was dat betrokkene zich ten onrechte verschool achter de op hem rustende geheimhoudingsplicht, heeft klaagster vervolgens op 23 juni 2015 een klacht tegen betrokkene ingediend. De Accountantskamer heeft de klacht behandeld en ongegrond verklaard. Die uitspraak is inmiddels onherroepelijk geworden.
De klacht
Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Deze klacht is gebaseerd op de volgende verwijten:
- betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid door zich ondanks het ontbreken van toereikende informatie niet te onthouden van een oordeel over de vraag van de ACM de financiële positie van klaagster te beoordelen;
- betrokkene heeft in strijd met het fundamentele beginsel van zorgvuldigheid en deskundigheid geen hoor en wederhoor toegepast;
- betrokkene heeft in strijd met het fundamentele beginsel van zorgvuldigheid en deskundigheid gehandeld door in (de bijlagen bij) het rapport uit te gaan van onjuiste en/of onvolledige en/of tegenstrijdige gegevens;
- in strijd met het fundamentele beginsel van zorgvuldigheid en deskundigheid is in het rapport van betrokkene geconcludeerd dat niet aannemelijk is dat de door de ACM voorgenomen boete direct zal leiden tot het faillissement van klaagster;
- in strijd met de NV COS 4400 (artikel 18 sub e) is in het rapport van betrokkene niet vermeld op basis van welke standaard de werkzaamheden van betrokkene zijn verricht.
De beoordeling
De Accountantskamer stelt vast dat de klachtonderdelen alle betrekking hebben op het rapport van 22 december 2011. Vaststaat dat dit rapport op 5 juni 2013 aan klaagster ter beschikking is gesteld. Klaagster was dus ruimschoots voor het moment van indienen van de eerste klacht, op 23 juni 2015, op de hoogte van dit rapport en was toen ook bekend met het gedrag van betrokkene zoals zij dat heeft verwoord in de klachtonderdelen. Het had dan ook op de weg van klaagster gelegen om deze nieuwe klachtonderdelen in de eerdere klachtprocedure in te brengen. Beide klachtprocedures zien op hetzelfde feitencomplex.
Klaagster voert aan dat het indienen van een klacht werd bemoeilijkt doordat zij niet beschikte over informatie die zij nodig had en betrokkene die informatie weigerde te verstrekken. Klaagster stelt dat zij, om haar klachten over het rapport van betrokkene te kunnen formuleren, diende te weten welke standaard van toepassing was op de opdracht die de ACM aan betrokkene had gegeven en dat betrokkene dat wist. In de eerste klacht heeft klaagster bovendien de mogelijkheid van een tweede klacht expliciet vermeld en het verweer van betrokkene tegen de tweede klacht wordt volgens klaagster door de eerste klacht niet bemoeilijkt.
De Accountantskamer stelt vast dat klaagster nog steeds onbekend is met de precieze inhoud van de aan betrokkene verstrekte opdracht. Toch was zij in staat een nieuwe klacht in te dienen. De Accountantskamer ziet niet in dat in dit geval de proceseconomie zo zeer zou zijn gediend met het door elkaar opvolgende klachtprocedures indienen van de klacht dat daarvoor het beginsel van concentratie van klachten zou moeten wijken. Kortom, Het is niet gebleken dat dat het besluit tot het indienden van de tweede klacht noodzakelijkerwijs afhankelijk was van de uitkomst van de eerste klacht. De klacht wordt niet-ontvankelijk.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant