Klaagster exploiteert een shoarma- en grillrestaurant. Vader B en zoon C zijn sinds 2012 vennoten van klaagster, daarvoor waren B en zijn echtgenote vennoten van klaagster. In de loop van 2012 is betrokkene werkzaamheden gaan verrichten voor klaagster. Vanaf 17 maart 2014 is de Belastingdienst een boekenonderzoek gestart bij klaagster. Uit het onderzoek is gebleken dat de administratie van klaagster ernstige tekortkomingen vertoonde. Hierdoor zijn diverse naheffingsaanslagen opgelegd.
Vanaf 2016 is betrokkene gestopt met werkzaamheden te verrichten voor klaagster. Klaagster is overgestapt naar een andere accountant. In augustus 2016 heeft betrokkene een bedrag van 4.899,83 euro aan klaagster gefactureerd. Klaagster heeft deze rekening niet betaald. De kantonrechter heeft klaagster veroordeeld tot betaling van het in rekening gebrachte.
Handelen in strijd met de geldende gedrags- en beroepsregels
Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels. Betrokkene baseert haar klacht op de volgende verwijten:
- betrokkene heeft fouten gemaakt in de boekhouding en bij het opstellen van de jaarrekeningen over de jaren 2012 tot en met 2015;
- betrokkene heeft de beslissingen van de Belastingdienst niet op juistheid getoetst en daartegen niet of te laat bezwaar gemaakt althans over die beslissingen niet (voldoende) gecorrespondeerd;
- betrokkene liet werkzaamheden voor klaagster uitvoeren door haar echtgenoot, terwijl deze niet gekwalificeerd is;
- betrokkene heeft zich, nadat klaagster zich tot een andere accountant had gewend, ten onrechte beroepen op haar retentierecht en geweigerd de boekhouding van klaagster aan haar over te dragen.
Fouten in de boekhouding en jaarrekeningen
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel stelt de Accountantskamer dat niet duidelijk is op welke fouten klaagster doelt. Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat betrokkene klaagster beter had moeten informeren over de voorwaarden voor het aangaan van een dienstbetrekking door een vroegere vennoot. Daarnaast heeft betrokkene volgens klaagster onvoldoende duidelijkheid verschaft bij de Belastingdienst ten aanzien van de inkomensverklaring van B die aan een hypotheekverlener is verstrekt. Ten slotte is er volgens klaagster te weinig loonbelasting ingehouden, volgens klaagster komt dit doordat betrokkene klaagster niet voldoende heeft geadviseerd. Volgens de Accountantskamer heeft klaagster de hiervoor genoemde fouten niet aannemelijk kunnen maken. Het klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.
Te laat indienen bezwaarschrift
Het tweede klachtonderdeel wordt ook ongegrond verklaard. Eén van de verwijten van dit klachtonderdeel heeft betrekking op het te laat indienen van een bezwaarschrift tegen besluiten van de Belastingdienst. Volgens betrokkene is dit niet aan haar te wijten omdat klaagster de besluiten van de Belastingdienst te laat heeft gestuurd naar betrokkene. Klaagster heeft dit niet weersproken. Daarnaast wordt gesteld door klaagster dat de motivering van de bezwaarschriften ‘’zwak of niet vermeld’’ is. Volgens de Accountantskamer is dit verwijt niet voldoende onderbouwd.
Werkzaamheden uitgevoerd door een ander
Met betrekking tot het derde klachtonderdeel oordeelt de Accountantskamer dat klaagster niet voldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat betrokkene de boekhouding niet zelf voerde. Betrokkene heeft aangegeven dat de werkzaamheden als vermeld in de offerte door haarzelf of onder haar verantwoordelijkheid zijn uitgevoerd. Klaagster heeft haar verwijt daarna niet onderbouwd. Het derde klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.
Geen retentierecht
Het vierde klachtonderdeel heeft betrekking op het retentierecht van betrokkene. Betrokkene heeft klaagster namelijk laten weten de gevraagde financiële stukken pas te willen retourneren nadat klaagster de openstaande rekening heeft voldaan. Het nieuwe accountantskantoor van klaagster heeft betrokkene er daarna op gewezen dat zij geen retentierecht had. Hierop heeft betrokkene klaagster in gelegenheid gesteld de stukken te komen ophalen. De Accountantskamer acht dit verzuim van te gering gewicht om het klachtonderdeel gegrond te verklaren, omdat betrokkene vrij snel heeft ingezien dat zij dit niet behoorde te doen. Het vierde klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.
Alle klachtonderdelen en daarmee de klacht van klaagster worden ongegrond verklaard door de Accountantskamer. Om deze reden wordt geen tuchtrechtelijke maatregel opgelegd.
Lees hier de hele uitspraak
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant